Yolanthe en Wesley

Dit stuk verscheen in Hard gras 122.

Het leek Henk Spaan een goed idee als ik ging eten bij restaurant Xaxa, het restaurant van Yolanthe en Wesley Sneijder. Het lag op Ibiza, een eiland dat ik kende als tweede thuis van Wendy van Dijk en haar man Erland Galjaard, het tweede thuis van Patty Brard, van John Ewbank, en van Yolanthe. Ik was er nooit geweest en had dat graag zo willen houden.
Als ik er dan toch heen moest, maakte ik er maar meteen een vijfdaags verblijf van. Ik zag mezelf al vijf dagen lang op een bedje aan zee liggen. Ik wist één iemand die ook geen moeite had met alleen liggen en lezen: mijn moeder.
Ik mailde Spaan dat ik mijn moeder meenam. Binnen een minuut stuurde hij terug: ‘Maak een personage van haar! En begin vanaf Schiphol.’

Ik las me in over XaXa. Je sprak het uit als TsjaTsja.
Xess Xava (Tsjess Tsjava) het zoontje van Yolanthe en Wesley, noemde zichzelf namelijk XaXa. Het idee voor een restaurant was ontsproten aan het brein van Wesley. Het was altijd al een passie van hem, leerde ik in een item van RTL Boulevard. In hetzelfde item zei Yolanthe dat ze dagelijks in het restaurant aanwezig zou zijn, zeker als Wesley op trainingskamp moest. ‘Dat is natuurlijk ook de aantrekkingskracht,’ reageerde Bridget Maasland. Op Tripadvisor schreef iemand dat Wesley regelmatig zelf verse mojito’s stond te maken achter de bar. Er was live-entertainment en de bediening zou elke dag gekleed zijn in een ander thema.
Er was dus een kans dat we Wesley Sneijder een mojito zagen maken. Met het naderen van de reis werd het verlangen daarnaar steeds groter.
Ik belde naar het restaurant om te vragen of er elke avond live-entertainment was. De Nederlandse mevrouw aan de telefoon zei: ‘In principe is het iedere dag van maandag tot en met zondag.’
Ik zei dat ik op Instagram had gezien dat er danseressen waren. Klopte dat?
‘Klopt,’ zei ze. ‘Maar dat hadden we vorige zomer, dit jaar doen we iets minder heftig en iets meer klasse.’ Ze hadden nu alleen een Nederlandse volkszanger die tijdens het eten tussen de tafels zou doorlopen.
Ik reserveerde voor een vrijdagavond in september.

Een paar dagen voor vertrek appte ik mijn moeder dat ik zin had in ons tripje.
Ze had het gelezen, maar appte niks terug.
Een dag later appte ik opnieuw: ‘Nog 2 nachtjes, moek, zin in!’
Niks terug.
Een dag voor vertrek belde ze. Of ik een weegschaal had.
Het ging om de handbagage, die mocht maar tien kilo zijn in totaal. Dat had ze gelezen op de website van Transavia.
‘Mama, er pást niet eens tien kilo in een handbagagekoffer!’ zei ik. ‘Tenzij je flessen drank gaat meenemen.’
‘Oké,’ zei ze. ‘Weet ik dat.’
Ze was op van de zenuwen. ‘Reisefieber,’ zoals ze het zelf noemde. Ze was zo nerveus dat ze haar yogaklasje die ochtend had afgezegd. Ik had tot dan altijd gedacht dat yoga iets was waar je naartoe kon om te ontstressen.
Ze kwam aan in Amsterdam, we vlogen op een dinsdagmiddag. Ze zei als een van de eerste dingen: “Ik heb geen boek bij me. Was bang dat ik boven die tien kilo uitkwam.’
Ik probeerde kalm te blijven.
‘Geen boek?’ vroeg ik zo vriendelijk mogelijk. ‘Wat ga je dan doen als we op een bedje liggen?’
‘Mensen kijken.’
We namen de Uber naar Schiphol.
‘Jullie gaan lekker op vakantie?’ vroeg de Surinaamse chauffeur.
‘Ja! Naar Ibiza!’ zei mijn moeder.
Ik schaamde me voor onze bestemming. We leken de zoveelste Nederlanders die de kudde achterna gingen, alsof we niks anders hadden kunnen bedenken.
Hij reageerde beleefd. Ibiza leek hem mooi.
‘Dat hopen we,’ zei mijn moeder.
Ik voegde eraan toe dat we naar het rustigste gedeelte van het eiland gingen, het Noorden. Niet naar het feestgedeelte, waar alle BN’ers zich ophielden.

Aan het eind van de rit vroeg mijn moeder met de portemonnee in haar handen hoeveel de chauffeur van ons kreeg. Hij moest een lach onderdrukken. ‘Dit is Uber, mevrouw. Dat is al betaald.’
Ze mimede naar mij of we wel fooi moesten geven. Ik schudde van niet. ‘Kan ook via de app,’ zei ik. Weer een verbaasde blik.
Daarna naar de rij van Transavia.
Mijn moeder straalde. De stress leek weg; ze keek het monster nu recht in de bek.
‘Ik verheug me op mijn eerste glas wijn vanavond,’ zei ze en kneep even in mijn hand.
Achter ons schoven mensen aan in de rij. Een blonde vrouw met natuurlijk witte tanden, om en nabij 40, vroeg: ‘Mag ik iets vragen? Is dit de rij van Transavia?’
Mijn moeder: ‘Ja! Ibiza!’
‘Leuk! Ik Valencia,’ antwoordde de vrouw. Ze glimlachte hartelijk.
Ik tegen mijn moeder, toen we ons weer omdraaiden: ‘Niet iedereen in deze rij gaat naar Ibiza, hè. Dus dat hoef je er niet steeds bij te zeggen.’
‘O, pardon,’ zei ze.
De vrouw nam het voor haar op. ‘Vind het altijd leuk om te weten waar anderen naartoe gaan. En jullie hebben ook nog goed weer daar, toch?’
Mijn moeder knikte en lachte naar haar, toen een blik naar mij met opgetrokken wenkbrauw, waarbij ze me tot aan mijn tenen afkeurde.

Om half zeven ’s avonds zaten we aan de wijn in een restaurant vlakbij het hotel. We vonden het uitzicht fenomenaal, oranje rotsen in de avondzon, blauw water en witte zeilboten op een kalme zee.
Op de tweede dag lagen we in een rustige baai tussen enorme rotsen op een klein, smal strand. Er was geen bereik, geen wifi en maar één strandbarretje waar nacho’s met verse guacemole veertien euro kostte.
‘Ze weten dat we afhankelijk zijn van ze,’ zei mijn moeder, ‘maar we gaan lekker genieten.’
We huurden twee bedjes en een parasol. Bij de Ako op Schiphol had ik nog op de aankoop van een boek aangestuurd, maar ze hoefde niet. Ik keek eerst een uur rond voordat ik aan mijn boek begon. Het was een rustig strand, veel Spaanse mensen, de vrouwen topless. Er dreef maar één vrouw op een opblaasbare eenhoorn, die daar met moeite op was geklommen, de kont omhoog, het hoofd naar beneden. Het zorgde bij het publiek, alle mensen op een bedje, de handen achter het hoofd, voor een paar lachsalvo’s.
Sommige mensen hadden waterschoenen aan voor de stenen en schelpen die in het water lagen. De mensen die op blote voeten de zee in liepen hadden zichtbaar pijn. Ze wankelden met uitgestrekte armen om het evenwicht te behouden en trokken grimassen van afschuw. Het was verschrikkelijk om naar te kijken.
Ik begon aan mijn boek: Klokkendans van Anne Tyler. Vijf pagina’s en ik wist dat ik weer eens een goed boek te pakken had. Situaties waren minutieus beschreven, de dialogen realistisch, en toen de slappe lach op een van de eerste pagina’s werd beschreven, moest ik grinniken.
‘Mooi boek?’ vroeg mijn moeder.
‘Ja,’ zei ik. ‘Ze beschrijft hier de slappe lach van twee tieners, zo goed.’
Ik las de passage voor.
Mijn moeder vond het ook grappig.
Ik voelde me heel even schuldig dat ik weer in stilte verder las.
‘Die heeft mooie borsten, die vrouw,’ zei mijn moeder.
Ik keek op uit mijn boek. ‘Hm-m,’ reageerde ik bevestigend.
Ik las verder.
‘En dat meisje ook, daar, práchtig.’
Ik keek opnieuw op en humde.
Het mensen kijken kwam tot uiting in steeds meer dingen hardop benoemen.
‘Die man in het water heeft een heel groot litteken op zijn hoofd. Wat zou die hebben gehad?’
Ik deed alsof ik het niet hoorde.
‘Je kijkt niet,’ zei ze.
‘Mama, ik lees een boek.’
‘Pardon.’
Het was een hele tijd stil.
Toen zei ze: ‘In het water zijn twee mensen aan het vrijen.’
Dat was de druppel. Ik ging de zee in en zwom een eind van de kust af.

Toen ik terug kwam was ze mijn boek aan het lezen. Ze was vanaf het begin begonnen.
‘Ik ben op pagina 16, kunnen we daar iets tussenleggen?’
Was het serieus de bedoeling dat we samen één boek gingen lezen?
Ze knikte. ‘Ik lees het alleen als jij in zee ligt.’
Ik bedacht me daarna steeds twee keer voordat ik weer de zee in ging. Het was vergelijkbaar met een trui. Dat iemand –die geen trui bij zich had- je trui even wilde lenen en dat je hem bijna niet meer durfde terug te vragen als je het zelf koud kreeg.

Er gingen dagen voorbij van zwemmen, zonnen en samen één boek lezen. Het barretje had een rommelig, vies keukentje, maar ze maakten de allerlekkerste broodjes en salades als lunch.
Op donderdagavond aten we in restaurant Los Enamorados, recht tegenover het hotel. We kregen een tafel toegewezen, waar we met zijn tweeën aan dezelfde kant zaten, met uitzicht op witte boten en de horizon. Op de achtergrond Spaanse muziek.
Morgenavond zouden we bij TsjaTsja zitten met een Nederlandse volkszanger.
Mijn moeder tilde de versierde keramieken borden op. ‘Práchtig.’
De wijnglazen waren van dik, oranje glas met luchtbelletjes erin.
‘Smakelijke wijnglazen,’ vond ze.
De waterglazen werden opgetild en bekeken. ‘Leuk glas dit, ziet er meteen gezellig uit, hè.’
Mijn inktvis was heerlijk, mijn moeders kip erg smaakvol. Ze serveerden de aardappelschijven met zoutkorrels uit op hout. Dat ging ze thuis voortaan ook zo doen als haar vriendinnen kwamen eten.
De zonsondergang was er een die ook de Spaanse bediening niet vaak zag. Om beurten bleven de obers even staan om te kijken; er hing een feloranje, paarse streep in de lucht.
Mijn moeder draaide de waterfles nog eens rond. ‘Meteen feestelijk en zo simpel, twee van die citroenschijfjes met munt.’
Optimaal genieten.
Ik vroeg haar hoe ze dacht dat het interieur bij XaXa eruit zou zien.
Haar schouders zakten. ‘Alles wit denk ik. En iets met spiegels.’
Op de hotelkamer zag ik op Twitter dat Sneijder zijn afscheidswedstrijd had gespeeld en dat hij en Yolanthe in Nederland waren.
Ik appte Henk Spaan. ‘De kans dat Wesley morgen een mojito voor ons maakt lijkt me klein.’
‘Kon je niet weten,’ stuurde hij terug.
Mijn moeder stak haar teleurstelling niet onder stoelen of banken. ‘Hè, wat vervelend! Als we daar dan toch zijn wil ik die twee ook zien.’

De volgende dag zouden we om zes uur ’s avonds met onze blauwe Clio moeten vertrekken om op tijd bij XaXa te zijn. Het was een uur rijden vanaf het Noorden naar het Westen. In ons hoofd waren we druk met de planning voor overdag. Naar onze baai gaan was te veel gedoe. Ik wilde op tijd van het strand af om me mooi te maken: Henk Spaan had me gevraagd om mijn moeder veel foto’s te laten maken van mij aan tafel bij XaXa, voor in het blad.
‘Niet kauwend!’ had hij gewaarschuwd.
Wie er moest rijden lieten we bepalen door kop of munt. Ik won, zij moest rijden. De uitslag viel zwaar. ‘Naar dat kutrestaurant en dan geen wijn kunnen drinken. Nondepie.’
Ze protesteerde niet toen ik uiteindelijk zei dat ik heus wel zou rijden. We wilden net in de auto stappen, het was zes uur, toen ik telefoon kreeg. Het was XaXa. Het live-entertainment was afgeblazen. Ze vertelden het ons maar even -1,5 uur van tevoren- voor het geval dat we daar speciaal voor kwamen.
‘Hm, oké,’ zei ik. Gespeelde teleurstelling. De verwachtingen waren nu juist hooggespannen.
‘Ja, wij vinden het ook superjammer!’ reageerde het meisje.
Was de volkszanger ziek, wisten ze het daarom pas zo laat? We zouden het bij binnenkomst direct vragen.

XaXa lag halverwege een trap die naar het strand toe ging. Het was vrijdagavond half 8, er was niemand in het restaurant. De ingang was een witte, stenen boog die op zichzelf stond, met witte, doorschijnende gordijnen.
Ik had schroom om naar binnen te gaan.
‘Ach, kom,’ zei mijn moeder. ‘Ik heb trek.’
Ze had speciaal voor de gelegenheid haar beige gymschoenen verruild voor sandalen met een hakje. Ze zette er kleine, nerveuze stapjes door. Toen ik op weg naar de auto naast haar had gelopen, had ik heel hard moeten lachen toen ik haar van opzij bekeek. Ze wist meteen waarom.
‘Vind je me aandoenlijk?’ had ze gevraagd.
Ik had alleen kunnen knikken, in gebukte houding van het lachen.
Ze zag er erg chic uit: een onberispelijk witte, doorschijnende blouse, een beige broek, een okergele sjaal over haar schouder gedrapeerd, en dan die hakjes.
Ik droeg op mijn beurt een lichtblauwe blousejurk. ‘E-níg!’ had ze gezegd toen ik hem aandeed op de hotelkamer.
De valetparking, zoals in de RTL Boulevard-items werd beloofd, was er niet. We moesten zelf onze Clio parkeren.
We werden ontvangen door een jonge, Nederlandse gastvrouw in een kort, gouden jurkje met een split bij de borsten en Romeinse sandalen met de touwtjes tot aan de kuiten omgebonden. Ze wees ons een tafel aan de rand van het terras met uitzicht op zee. Naast onze tafel liepen mensen de trap op en af, in bikini of omgerolde handdoek. Op weg naar zee of naar de auto.
Ik vroeg naar het live-entertainment, was dat niet juist het hele concept van XaXa?
‘Klopt,’ antwoordde de vriendelijke gastvrouw. ‘Maar er is op Ibiza sinds kort een verbod opgelegd om geluid te maken boven de 55 decibel en onze zanger ging daar ver overheen.’
Ik refereerde aan vorig jaar. Toen hadden ze danseressen.
‘Klopt,’ zei ze weer. ‘Toen hadden we én dansacts én zangers én goocheltrucs, maar dat werd wat veel. Ook voor de gasten.’
Ze gaf ons de menukaart van een halve meter.
Alles was hoogglans wit, de stoelen en de tafels. Binnen een spiegelwand.
‘Ik zei het toch,’ zei mijn moeder. ‘Alles blinkie, blinkie.’
In een wit vaasje op tafel stond een roos. Ze tilde hem er even uit. ‘Kunststof. Vind ik altijd armoeiig.’
Er kwamen twee Nederlandse stellen binnen, rond de dertig. Ze begonnen meteen zichzelf te fotograferen met op de achtergrond het uitzicht van de zee. Eerst een foto van hun vieren, genomen door de Nederlandse gastvrouw, daarna namen de stellen van elkaar een foto en tot slot nam een van de mannen een foto van de twee vrouwen samen. Ze hadden bijna alle combinaties gehad.
Wij deden niet voor ze onder: ik had al vier foto’s van het restaurant gemaakt en van mijn moeder. Daarna vroeg ik haar een van mij te maken.
Ze maakte er een waarop het leek alsof ik zwarte wallen had. Ik had niet eens wallen.
‘Opnieuw, mama.’
Ze zuchtte. ‘Gaat dit de hele avond zo door?’
Ze nam de telefoon weer onderin vast, tussen duim en wijsvinger -het zag er erg instabiel uit- en duwde met de wijsvinger van haar andere hand op de fotoknop, haar ogen tot spleetjes samengeknepen.
De foto was weer niet goed, maar ik zei niks.
We bestelden twee glazen Wesley Sneijder-Chardonnay.
Ik vroeg aan de Spaanstalige gastvrouw –er stonden twee mensen in de bediening- of het hier ging om de lievelingswijn van Wesley Sneijder.
‘Yes,’ zei ze. ‘Would you like some bread with oil?’
Het hoe en waarom moesten we er waarschijnlijk zelf bij denken.
Een derde hoogglans witte tafel werd bezet door een stel met 3-jarig kind, het was half negen. De rest van het restaurant was leeg. De vrouw droeg een zwart T-shirt met de tekst Hotter than hell, de man een korte, strakke spijkerbroek met een omslag bij de pijpjes. Eronder zwarte Nike-schoenen. Hij klemde beide benen aan weerszijden om de stoelpoten en startte een gesprek via Facetime. Het werd niet duidelijk tegen wie hij vertelde dat ze bij Wesley en Yolanthe zaten. Hij liet het restaurant zien.
De moeder was intussen bezig een film op de Ipad aan te zetten voor de kleine. Het kind blèrde.
‘Nor-máál doen!’ riep de moeder.
Het kind kreeg een pets op haar hand. Het blèren werd luider. Ze verhuisden naar binnen, waar niemand zat, weg van het terras.
Achter mij waren twee vriendinnen van begin twintig gaan zitten, de een blond, de ander donker. De een in een gouden glitterjurk, de ander een witte off-shoulder jurk. De haren met een krultang bewerkt, de bovenlippen opgespoten. Bij de blonde vriendin waren de lippen zo vol dat het een schaduw op de bovenlip wierp. Ze lazen reviews aan elkaar voor van Google over de Pascha en de Ushuaia. Ze droomden hardop over hoe het zou zijn om Yolanthe te zijn. ‘Volgens mij mag je dan serieus elke dag een nieuw jurkje uitzoeken.’
Mijn moeder: ‘Ik glimlachte naar dat meisje achter jou, maar denk je dat die teruglacht?’
Ik vermoedde van niet.
We namen nog een slok van de Wesley-Chardonnay. De wijnglazen waren van Amerikaanse proportie. ‘Niet smakelijk, zo’n bel,’ zei mijn moeder. ‘Wel heerlijke wijn.’
Ik liep naar de wc. Overal spiegels, er zaten golven in het spiegeldbeeld, alsof het alleen een spiegellaag was die ergens op was geplakt. Onder bij de wastafel met waterval lag een dweil met grijze slierten. De wc-rollen lagen op een prullenbakje opgestapeld. De handzeep was in beide houders op. Als de kok maar zeep had in de keuken, dat was het belangrijkste.
We aten sushi als voorgerecht. Het was goede sushi.
De gastvrouw vroeg of we wilden wachten met het hoofdgerecht. Dat wilden we, het was pas negen uur. Voor wat materiaal moesten we hier nog even zitten.
Er kwam een familie binnen van zes mensen. Ze werden aan een ronde tafel gezet, maar waren met te weinig mensen om de tafel rond te maken. Vier stoelen bleven leeg. Twee mannen in het gezelschap, pak ‘m beet 40 jaar, droegen de haren hetzelfde als Xess Xava: de bovenste laag in een knotje, de rest los.
We zaten inmiddels in het donker, alleen bij de voeten scheen rode verlichting, iets wat de fotoreportage voor het blad bemoeilijkte. Mijn moeder maakte opnieuw negen foto’s die ik met de beste wil niet mooi vond. Van de weeromstuit begon ik selfies te nemen.
Het hoofdgerecht stond inmiddels voor ons. Ook dat liet zich in de beperkte hoeveelheid licht moeilijk fotograferen.
Mijn moeder had de orange chickenbesteld: een bord met acht bolletjes kip in een kleverige, oranje saus. Ze kauwde erop alsof ze een eetproef onderging bij een ontgroening.
Ik had wok vegetarianbesteld ter waarde van 34 euro. Zelfs het favoriete gerecht van Wesley –de XaXa Wagyu Burger- was goedkoper: 32 euro. Het wokgerecht bestond uit dikke noedels doordrenkt in een dikke sojasaus met slierten gerookte paprika, bezaaid met sesamzaadjes. Ik dacht aan de tekst op hun website: “XaXa invites you to experience Yolanthe’s and Wesley’s favorite dishes, collected during their travels throughout the world and share in their happiness.”
Ik was benieuwd aan welke reis ze dit hadden overgehouden.
Schuin naast ons overlegde een verliefd stel, 50 jaar, of ze zin hadden in backstagekaarten voor David Guetta. De man had iemand aan de telefoon die het kon regelen.
De achtergrondmuziek –I say a little prayer, Aretha Franklin- was tegen verwachting in zo zacht, dat we alles van elkaar konden horen. Wesley en Yolanthe bleken een belangrijk onderwerp aan tafel.
Achter mijn moeder was er een nieuw stel aan het facetimen geslagen. De blonde vrouw stond op en liep naar de XaXa-boutique met XaXa-merchandise. Haar man had een vriend op zijn beeldscherm: ‘Hé pik, wat heb je een lekker kaal koppie, gast! Weet je waar wij zitten? In het restaurant van Wesley en Yolanthe.’ Hij draaide de camera om het restaurant te laten zien. ‘Volgende keer ga je mee.’
Zijn vriendin kwam terug van de boutique.
Hij draaide de camera naar haar. ‘Daar is ze weer, wat een prachtvrouw heb ik toch hè.’ De vrouw hief haar glas voor de camera.
‘Glenn, we zitten aan de Wesley Sneijder-Primitivo.’ Ze moest het herhalen vanwege een slechte verbinding. Haar man -die de telefoon even voor het gemak in het midden van de tafel tegen het witte bloemenvaasje zette- vroeg aan Glenn: ‘Wat drink jij? Wat, Shiraz? Haha! Dat vind ik altijd net alsof ik aan een zool lik.’
De vrouw: ‘Volgende keer ga je mee, hoor!’
We lieten het hoofdgerecht staan. Mijn moeder keek op haar telefoon. Tien uur.
‘Moeten we hier nog lang zitten?’ vroeg ze. ‘Mijn voetjes beginnen te kloppen.’
Het was een geluk dat ik toen geen Wesley-Chardonnay in mijn mond had.
Nog een halfuur, beloofde ik. Dan zouden we gaan.
Ze leunde met haar hand onder haar kin en keek nog een keer goed om zich heen. Ze zei, zonder haar lippen te bewegen: ‘Niet kijken, maar die tafel achterin heeft het over ons.’
Ik keek om.
Mijn moeder rolde met haar ogen. ‘Onnozele gans.’
Vijf blonde vrouwen van vijftig keken onze kant uit.
‘Is het positief, denk je?’ vroeg ik.
‘Nee, dat denk ik niet, hè, aan de blikken te zien.’
Ze voelde zich er unheimlich door.
Ik liep naar de XaXa Boutique, die was tot twaalf uur ’s nachts geopend. Er waren armbandjes te koop die Yolanthe zelf had gemaakt van kralen. Er waren badpakken en zwembroeken te koop met levensgroot XaXa erop. Volgens de Nederlandse verkoopster gingen ze als warme broodjes over de toonbank, vooral om elf uur ’s avonds, als de gasten hun dessert hadden gehad. De vrouw met het Hotter than hell-shirt paste een badpak met XaXa op de borst. Op Instagram was te zien hoe Yolanthe en haar zus Xelly (Tsjelly) het droegen. De man kwam met hun 3-jarige kijken.
‘Ik heb te grote borsten voor dit badpak,’ zei de vrouw vanachter een zwart gordijn.
De verkoopster: ‘Mag ik even kijken?’
De vrouw: ‘Ja, maar hij is te klein.’
De verkoopster: ‘Maar mag ik even kijken?’
Het gordijn ging open.
De verkoopster: ‘Zo hoort-ie wel, serieus.’
De man: ‘Haha! Ik vind het ook prima zo, doen!’

Van de 220 stoelen, gelezen op de website, waren er 26 bezet. Naast ons waren twee Vlaamse vrouwen komen zitten. De een droeg hoge, zilveren hakken, de ander sandalen met steentjes tussen de tenen, allebei een klein tasje op tafel.|
Ze vonden het eten niet goed.
‘Ik heb geloof ik ook nog geen Rennies bij me,’ zei de ene met een blik in haar tasje. Ze zag dat wij het hoorden en glimlachte. ‘We vinden het eten nie zo goe. Heeft het jullie gesmaakt?’
‘Nee,’ zei mijn moeder resoluut. Blij dat iemand ernaar vroeg. ‘Ik heb het laten staan.’
‘Ik ook,’ zei ik.
Het was een reden om elkaar beter te leren kennen. De ene vriendin stak een hand uit naar mijn moeder: ‘Dafne.’
De ander: ‘Ans.’
Ans was zeer ontevreden geweest over haar ChickenThigh-gerecht, 36 euro. Er zaten twee stukjes kip in. ‘Da’s echt de boel belazeren, é.’
Dafne vond het allemaal opklopperij. Net als het huwelijk van Wesley en Yolanthe. ‘Da’s zo’n huwelijk met heel veel show.’
Wij deden ook een duit in het zakje. We vonden het hier verschríkkelijk.
Het was half elf, we hadden onze tijd uitgezeten. De rekening werd gebracht. Brood (door de Spaanse gastvrouw voorgesteld), sushi, twee hoofdgerechten, vier glazen Wesley-Chardonnay en één espresso: 168 euro.
Mijn moeder zette haar leesbril op. Ze dacht dat ze het niet goed zag.
‘Schandalig,’ was het woord dat ze gebruikte.

Op de donkere, lege parkeerplaats viel een gesprek stil toen we langsliepen. Het waren de twee twintigjarige vrouwen van XaXa, klaar om op stap te gaan. Ze zaten op een bankje en likten aan een ijsje. Mijn moeder en ik glimlachten nu allebei naar ze. Ze glimlachten niet terug.
En toen moesten we nog met onze blauwe Clio langsrijden.
We brachten de terugrit een uur lang in stilte door. We reden over een pikdonker, verlaten Ibiza. Het enige wat mijn moeder nog kwijt wilde, was dat ze het een leuke ontmoeting vond met ‘Dafne en Els.’

Op het hotelbed bekeek ik de rekening nog een keer. Ik las toen pas wat er onderaan stond. Een trap na. ‘XaXa loves you.’

 

1 thought on “Yolanthe en Wesley

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *